Ruim twee jaar geleden, toen ik in State College ben komen wonen, zat ik het eerste half jaar in een gemeubileerd huurhuis. Dat was eigendom van een professoren-echtpaar dat een semester naar Ierland ging voor een academisch sabbatical, en ik kon dat half jaar in hun huis (daarbij kon ik ook hun auto gebruiken – een huurauto, dus, en zorgde ik voor hun kat – een (lekkende) huurkat, dus. Niet allemaal een groot succes). Destijds ontving ik heel veel post voor de eigenaren van het huis, dat ik netjes op een stapel legde en regelmatig naar de buurman bracht. Een van die officiele brieven was afkomstig van de US Census, en was (achteraf gezien) voor de huidige bewoner bedoeld, ik dus, maar dat wist ik niet. Ik heb die brief nooit gezien. Maar, de Census wilde mij wel heel graag spreken… En omdat ik ook nooit de telefoon opnam (waarom zou ik, het was toch nooit voor mij bedoeld…), is er een mevrouw wel vier keer langs geweest. Ik was echter zelden thuis. En zo lagen er briefjes bij de voordeur, briefjes bij de achterdeur… en die zag ik nooit omdat ik altijd met de fiets vanuit de garage de deur uitging. Uiteindelijk is het toch gelukt en heeft ze me te pakken gekregen.
De Census – wat is dat?
Het Amerikaanse Censusbureau is een soort Amerikaanse versie van het Nederlandse Sociaal en Cultureel Planbureau. Eens per 10 jaar tellen de Amerikanen hun inwoners. Dat doen ze eens per 10 jaar. De Verenigde Staten heeft geen reguliere burgelijke stand waar je je moet inschrijven of uitschrijven bij verhuizingen (waarom weet ik eigenlijk niet). Dat eens-per-tien-jaar tellen van de bevolking is dus heel erg belangrijk, omdat op die manier data ontstaat die heel erg van belang is voor het maken van beleid.
Maar het Censusbureau doet meer. Ze doen ook onderzoek naar bijvoorbeeld inkomen, het gebruik van social security (de sociale voorzieningen), gezondheid en veiligheid. Als wetenschapper weet je dat je voor de beste onderzoeken naar de effectiviteit van beleid geen cross-sectionale data wilt hebben (een momentopname van de populatie), maar longitudinale data (dus meerdere metingen in de tijd). Want dat kun je op t=0 een nulmeting doen, op t=1 een beleid invoeren, en het effect daarvan op t=1 en t=2 (en verder) meten. Om die reden heeft het Censusbureau sinds 1979 af en aan cohortonderzoeken laten doen met verschillende panels. Niet elk jaar zijn die onderzoeken opgestart, en niet altijd zijn die onderzoeken altijd regelmatig gebeurd: soms zijn ze zelfs vroegtijdig afgekapt (waardoor je niet altijd de longitudinale paneldata hebt die je als beleidsmaker nodig hebt). Ze zijn er in 2003 mee opgehouden (vanwege budgetproblemen).
Nieuwe studie: de Survey of Income and Program Participation
En wat een toeval: uiteraard begon er weer een nieuwe cohortstudie in 2014, precies toen ik in Amerika ging wonen. En nog meer toeval: ze moesten ‘mij’ hebben (althans, de bewoner van het huis op 611 Ridge Avenue). Ik kon hoog en laag springen, maar het was heel-heel-heel erg belangrijk dat ik meedeed met de studie. Ik weet nog dat ik dacht ‘ach, ik ben zelf ook onderzoeker, ik weet hoe belangrijk data is, dus laat ik maar meedoen. Is nog wel leuk ook.’ Het was een lang gesprek – ruim een half uur. En sohee, wat waren sommige vragen lastig. Wat voor pensioenvorm ik had bijvoorbeeld – wist ik veel wat voor soorten pensioen er waren en wat ik zelf had. Sommige vragen waren ook heel persoonlijk (hoeveel ik verdien bijvoorbeeld). En bij heel veel antwoorden paste ik als vers geimmigreerde buitenlander niet in de hokjes.
In 2015 werd ik gebeld voor een update. Ik had dat niet verwacht, ik wist toen nog niet dat dit een cohortstudie was, en dat ik dus jaarlijks gebeld zou worden. In 2015 was er een hoop gebeurd: van een huurhuis was ik verhuisd naar een koopwoning, en inmiddels woonde ik niet meer alleen. En dit jaar, vorige week, was het weer zover. Ik kreeg weer een brief, om me te overtuigen dat ik representatief zou zijn voor duizenden huishoudens (jaja…). Mevrouw-de-interviewster belde me weer voor een afspraak, en ja, er was weer heel wat veranderd: Michiel heeft nu z’n eigen bedrijf en ook dat wordt allemaal genoteerd. Deze keer heb ik gevraagd of ze volgend jaar weer zou bellen. Antwoord: als er genoeg budget is, dan ja, dan belt ze weer.
Steekproef…
Ik vroeg haar ook hoeveel huishoudens ze eigenlijk belde elk jaar. Ik had er heel veel verwacht. Het antwoord: zo’n 10-11 families (slechts!). Dus ik ben door dom toeval in de steekproef terecht gekomen, waar 10-11 families van Centre County (155.000 inwoners) in zitten. Volgens de website van het Censusbureau worder er in totaal 53.000 huishoudens geinterviewd (er wonen ongeveer 320 miljoen mensen in Amerika – ik schrijf expres ongeveer, want ze hebben hier dus geen burgelijke stand). Ik heb dus, gek genoeg, nog een hoop impact ook, op deze manier. Mijn antwoorden zijn echt van belang voor het beleid van Amerika (denk ik dan maar he).
Ik mag dan wel niet stemmen, maar heb absoluut invloed – een andere manier van ‘representation for taxation’!
Ha wat leuk, zo zie je maar weer waar onderzoek nuttig voor kan zijn 😉
dit is zo helder als koffiedik dan….
Hier ook wel eens gebeld en het was voor een periode van een aantal maanden. Gelukkig hadden ze manief er voor maar die is nog al eens weg een aantal dagen voor werk en ik mocht het ook wel doen,want ik was toch zijn vrouw? Maar mensen ze belden altijd rond suppertime en dan met een gezin die hongerig is…. Toen ik zo ongeveer het nummer herkende,liet ik hem soms maaar eens rinkelen. Niet netjes,maar ja terug bellen deden ze toch wel.
Groet, Wilma
Zo das bijzonder zeg! Gek eigenlijk ook dat ze niet standaard de mensen tellen. Lijkt me zoveel werk te schelen!