De afgelopen week zat ik in Parijs, om een workshop van 5 dagen lang bij te wonen. Die workshop duurde vijf dagen lang, van ‘s ochtends tot eind van de middag, soms met een avondprogramma. Die was dus best intensief. De workshop ging over ‘academisch publiceren’, kortom, hoe schrijf je wetenschappelijke artikelen die in de juiste tijdschriften terecht komen.
Editors!
Elke dag werd geleid door een editor van een wetenschappelijk tijdschrift. Nu klinkt dat voor de niet-academici onder de lezers misschien wat triviaal… maar dat is het niet. In de (wetenschappelijke) marketing zijn er vijf wetenschappelijke tijdschriften die er toe doen (sommige specialisaties hebben wat extra tijdschriften, en er zijn ook wel een aantal minder goed aangeschreven tijdschriften). De editors daarvan bepalen uiteindelijk welke artikelen zij in hun tijdschriften opnemen. Omdat je als wetenschapper als doel hebt een x-aantal artikelen te publiceren, is het een goed idee om te weten wat die editors willen. En het is ook niet gek als zo’n editor je door zo’n workshop leert kennen en je niet meer anoniem bent.
Normaal gesproken krijg ik in mijn haast geen gelegenheid om vragen te stellen aan editors. Die types zijn vaak heel erg druk, dus tijd voor een uitgebreide email zit er dan niet in. Een koffie op een conferentie lukt vaak ook niet, daar zijn ze te druk voor. Maar nu – vijf dagen face-to-face met vijf van de belangrijkste mensen van DE wetenschappelijke tijdschriften in marketing – had ik een buitenkans! Jacob Goldenberg (IJRM), VK (JM), Bob Meyer (JMR), Preyas Desai (Marketing Science), en Eileen Fisher (JCR) weten inmiddels allemaal wie ik ben.
De oogst
Ik voel mij een gelukkig mens, als ik zo de afgelopen week bekijk. Ik heb heel goed advies gehad van de editors, en ook van een paar andere deelnemers van de workshop. Sommige van die adviezen kwamen uit de algemene presentatie, of naar aanleiding van de vragen die we konden stellen. Andere adviezen kwamen door het vrijwilligen dat ik zoveel mogelijk heb gedaan: presenteer de contributie van je paper in 5 zinnen, presenteer het revision plan naar aanleiding van een artikel, etcetera.
Wat me opviel dat veel mensen hun mond hielden en zo (naar mijn mening) niet het maximale uit hun workshop haalden. Degenen die mij kennen weten dat ik niet zo in elkaar zit. Binnen korte tijd weet iedereen wel wie degenen zijn die wat zeggen (ik dus, en ook een stuk of drie anderen – van de twee-en-twintig). En zo heb ik ontzettend veel geleerd, heb ik veel op mijn persoonlijke situatie toegesneden advies gehad, en weet nu iedere editor die er was wie ik ben. En dat is ontzettend, ontzettend waardevol!
Netwerken
Daarnaast is het ook een uitmuntende mogelijkheid om andere jonge onderzoekers te leren kennen. Zo heb ik Fabrizio leren kennen – een Italiaanse onderzoeker die voorheen aan Bocconi in Milaan zat, nu aan de ESCP in Parijs – die ook, net als ik, werkt op vraagstukken over interorganisationeel gedrag en zelfs op het mini-gebiedje relationele multiplexiteit (!!!) (ik begrijp dat alleen ik hier ongeveer blij van kan worden, overigens…). Toen ik dat hoorde, wist ik dat dat belangrijk was!! Dat is mogelijk nog een keertje een co-auteur. Zeer aardige kerel (plus italiaans. Weet dus van wijn en eten.)
En zo waren er nog een paar andere mensen bij die ik al eens eerder had gezien tijdens het AMA Sheth Doctoral Consortium in Oklahoma in 2011: Cesar (zit nu in Ohio) en Marcelo (werkt nu aan de ESCP in Parijs). En dan ook nog Jana, die vorig jaar een tijdje aan Penn State als visitor was. En Yuri, die in Rotterdam zit (kende ik van naam, maar had ik nog nooit echt serieus gesproken). En een hele hoop anderen…!
goed bezig, johanna.
Vond ik ook wel.
Heerlijk dat je kunt beseffen dat je een ‘gelukkig mens’ bent. MOOI 🙂 !
En als je zulk soort dingen nou ook nog eens opschrijft in een blog, kun je nog eens een keer terugbladeren als je het even niet meer weet… Moet ik eigenlijk vaker doen!