Op verzoek van Hendrieke: uitleg over het beoordelingssysteem dat ik hanteer in mijn cursus. De cijfers in Amerika zijn heel anders dan in Nederland. In Nederland zijn wij gewend aan cijfers van 1 tot 10 (of zelfs 0 tot 10). Hier werken ze met punten, percentages, en letters. En dat was voor mij – en daarom voor mijn studenten! – even wennen.
Op nul beginnen versus aftellen
In Nederland ben ik gewend om punten te geven voor alles wat goed is, en vanuit daar op te bouwen. Dus heb je een toets met 10 vragen, en heb je er 6 goed, dan krijg je 6 punten voor die 6 goede vragen. Je werkt dus als het ware omhoog – je moet je score ‘verdienen’. Bij een 6 heb je meer dan de helft goed en heb je dus een voldoende gescoord.
In Amerika beginnen ze van het maximum, en halen ze er punten vanaf bij fouten. Ze gaan er hier dus vanuit dat iedereen begint op het maximum, daar waar wij in Nederland iedereen als het ware laten beginnen op nul.
Wat is een goed cijfer?
Vooral bij papers maakt dat verschil. Bij het nakijken van papers maak ik altijd een onderverdeling met punten, waarbij ik elk onderdeel apart scoor. Bijvoorbeeld, bij een paper kan een student 100 punten verdienen. Een onderdeel is dan schrijfstijl (maximaal 10 punten). Zit dat voldoende in elkaar, krijgt ie daar 6 of 7 punten voor. Is dat goed, krijgt hij 8 punten. Is het heel erg goed, krijgt hij 9 punten, en ben ik zwaar onder de indruk, krijgt hij 10 punten. En zo doe ik dat voor alle onderdelen.
Het gevolg van mijn nakijksysteem is wel dat studenten papers en ook quizzes terugkrijgen van me met een 6.0/10 (een nipte voldoende) of zelfs een 4.5/10 (onvoldoende), maar ook wel een 9.2/10 (voor hele goede papers, die zitten er ook wel bij hoor). En dat terwijl zelfs de zwakste studenten hier standaard 80% krijgen. Ze vinden me dus erg streng hier. Ze schrokken heel erg van mijn cijfers in het begin…!
Distributie van cijfers
In vergelijking met andere docenten is de distributie van cijfers is bij mij een stuk groter. Ik heb dat wel gecorrigeerd: ik word geassisteerd door 2 MBA studenten die een deel van het nakijkwerk van me overnemen. Per opdracht rekende ik standaard het gemiddelde en de standaarddeviatie uit. Ik zat er standaard dik een vol punt onder, en mijn standaarddeviatie was een stuk groter. En mijn 2 MBA studenten zaten op 1 lijn – en die hebben ook met andere docenten hier gewerkt. Ik heb hun standaard vervolgens overgenomen en mijn cijfers omhoog aangepast. Want het moet niet zo zijn dat een student een lagere beoordeling krijgt puur en alleen omdat ik en niet mijn MBA student een opdracht nakijkt.
Omzetten naar letters
Een ander systeem wat hier veel gehanteerd is, is een soort globaal cijfer: ‘dit is mwah’ – dus een C, ‘dit is wel OK’ – dus een B, ‘dit is prima’ – die krijgt een A. Omdat ik nog geen goed gevoel had voor wat nu precies een A, B of een C verdient, is dit voor mij een lastig, veel te subjectief systeem.
In plaats daarvan heb ik alle onderdelen van mijn cursus laten optellen tot 100. Participatie is 10 punten waard; het marketing plan is 10 punten waard, de (beste 3 van de 4) quizzes zijn samen 15 punten waard, enzovoort. Aan het einde had ik van alle studenten dus een percentage. Uiteindelijk moet ik die cijfers ook omzetten naar letters. En hier wordt het weer subjectief. Er bestaan wel richtlijnen welke onderliggende percentages bij welke letter horen, maar die kan ik aanpassen.
‘Applying the curve’
Een gangbare methode is ‘applying the curve’, dat wil zeggen dat het ongeveer vaststaat welk percentage van de studenten een A, A-, B+, B, B-, C, etc. krijgt, en dat het afhangt van de relatieve prestatie van de student ten opzichte van de rest van de groep welk cijfer hij of zij krijgt. Gek genoeg zijn studenten heel erg voor dit systeem… ze vinden mij erg streng als het op cijfers aankomt, en halverwege het semester begonnen ze me te vragen of ik ook zou ‘curven’. Aangezien ik daarmee ook gegarandeerd ‘in de pas’ loop met de rest van mijn collega’s, vond ik dit ook wel handig.
Dus hoe doe ik dit? Ik maak een rangorde op basis van mijn percentage (uit 100%), de bovenste 40% krijgen een A, de volgende 35% krijgen een A-, enzovoort, en daarbij heb ik gekeken naar wat andere docenten in mijn cursus in het verleden hebben gedaan. Vervolgens heb ik gechecked of de grenzen tussen de studenten een beetje acceptabel waren – of niemand net buiten de A-boot valt, bijvoorbeeld.
Cijfers invoeren
In ANGEL (het Blackboard van Penn State) krijgen de studenten ook hun deelcijfers te zien. Maar in het officiële cijferregistratiesysteem hoef ik alleen maar die letters in te vullen, en de rest van mijn excelsheet-exercitie met percentages, wegingen, en onderdelen is niet meer van belang. Ik heb alleen van A tot B- gegeven (vanaf D ben je gezakt), dus iedereen is geslaagd.
Zussie!
Ik ga studeren in Amerika! Weet ik zeker dat ik slaag;)
Ik vind de curve nog steeds raar. In Nederland ken ik deze curve ook (van de HAVO examens) maar daarbij is het zo dat de top van de curve bij een gemiddeld cijfer ligt (iets van een 7 ofzo). Dan vind ik het raar dat 40% een A ‘moet’ hebben. En dan de zwakste studenten 80% krijgen (omgerekend in NL een 8). Bij deze redenatie gaat er iets mis.
Het beginnen op 0 of bij 100, daar kan ik me nog wel in vinden. Maar dat valt ook nog wel om te rekenen (6/10 goed is hetzelfde in principe als 4/10 fout).
Sorry, maar wat een stom systeem. Dan kan ik ook mijn diploma halen met niets doen. T komt over alsof je het echt heel bont moet maken, wil je een onvoldoende halen. Hoe krijg je dan trouwens een onvoldoende? Domweg niets invullen?
Toch vind ik het niet Johanna-achtig dat alle studenten slagen. Dat kan gewoon niet. Je bent toch geen softie geworden;)
Liefs xx
Inderdaad Hendrieke, niet alle studenten kunnen toch slagen?
Pingback: Waanzin: cijferinflatie in Amerika | Johanna goes USA!